Teksten en vertalingen Dubbelkorige Bekoring - Concert CKK-Marcantus 25 mei 2013

Die Seite wird erstellt Vera Lehmann
 
WEITER LESEN
teksten en vertalingen
Concert CKK-Marcantus 25 mei 2013
  Dubbelkorige Bekoring
Felix Mendelssohn Bartholdi (1809-1847)
dEr Zweite Psalm
De vertaling is van de hand van Ida G.M. Gerhardt en Marie H. van der Zeyde
Warum toben die Heiden, und die Leute              Waarom zijn de volken oproerig, gaan zin-
reden so vergeblich?                               loos de natiën aan?
Die Könige im Lande lehnen sich auf, und           Hoe posteren zich wereldse heersers, span-
die Herren ratschlagen mit einander wider          nen samen de groten der aarde, de Heer en
den Herrn und seinen Gesalbten:                    zijn gezalfde trotserend:
‘Lasst uns zerreisen ihre Bande, und von           ‘wij moeten hun ketenen verbreken, hun
uns werfen ihre Seile!’                            boeien werpen wij af!’
Aber der im Himmel wohnet, lachet ihrer,           Die troont in de hemel, hij lacht; de Heer, hij
und der Herr spottet ihrer.                        maakt hen tot spot.
Er wird einst mit ihnen reden in seinem            Maar dàn spreekt hij tot hen in vergramd-
Zorn, und mit seinem Grimm wird er sie             heid, slaat hen door zijn toornen met schrik:
schrecken.                                         ‘heb ik hem niet gezalfd tot mijn koning op
Aber ich habe meinen König eingesetzt auf          de Sion, mijn heilige berg?’
meinem heiligen Berge Zion.
                                                   Zo gewaag ik van ‘s Heren besluit; hij sprak
Ich will von einer solchen Weise predigen,         tot mij: ‘gij zijt mijn zoon, ik riep heden u in
dass der Herr zu mir gesagt hat: ‘Du bist          het leven.
mein Sohn, heute hab’ ich dich gezeuget;
Heische von mir, so will ich dir die Heiden        Vraag het mij slechts en ik geef volkeren
zum Erbe geben, und der Welt Ende zum              u tot een erfdeel, u tot een eigen bezit de
Eigenthum.’                                        aarde tot aan haar randen.
                                                   Verbrijzelen moogt gij hen met ijzeren knots,
Du sollst sie mit eisernem Scepter zerschla-       hen als lemen kruiken vergruizelen.’
gen, wie Töpfe sollst du sie zerbrechen:
                                              Komt heden, koningen, tot inzicht; laat u
So lasset euch nun weisen, ihr Könige, und leren, bestuurders der wereld!
lasset euch züchtigen, ihr Richter auf Erden. Dient de Heer met ontzag, betoont uw
Dienet dem herrn mit Furcht und freuet        vreugd met vervaren,
euch mit Zittern!
                                              weest de zoon onderdanig, opdat Hij niet
Küsset den Sohn, dass er nicht zürne, und     zich vertoornt en gij omkomen zoudt op uw
ihr umkommet auf dem Wege, denn sein          weg. Want licht kan ontbranden zijn gram-
Zorn wird bald anbrennen. Aber Wohl allen, schap! Gelukkig te prijzen dan allen die toe-
die auf ihn trauen.                           vlucht vinden bij hem!
Ehre sei dem Vater und dem Sohne,                  Eer zij de Vader, de Zoon
und dem heiligen Geiste.                           en de Heilige Geest,
Wie es war im Anfang, jetzt und immerdar           zoals het was in het begin, nu en altijd en in
und von Ewigkeit zu Ewigkeit.                      de eeuwen der eeuwen.
Amen!                                              Amen

                                               2
iM fREIEN ZU SINGEN (IN DE VRIJE NATUUR TE ZINGEN)

Im Grünen                                  In het groen
Im Grün erwacht der Frische Mut,           In ´t groen ontwaakt de frisse moed
wenn blau der Himmel blickt.               bij een helderblauwe hemel.
Im Grünen da geht alles gut,               In ´t groen wordt alles weggenomen
was je das Herz bedrückt.                  wat ooit het hart bezwaarde.

Wie holdes Kindlein spielt um dich         Als een bekoorlijk kind speelt
ihr Odem Wunderlieb,                       hun wonderlieve adem om je heen
und nimmt all’ deinen Gram mit sich,       en neemt al je smarten mee,
du weisst nicht wo er blieb.               je weet niet waar ze gebleven zijn.

Abschied vom Walde                         Afscheid van het woud
O Täler weit, O Höhen,                     Oh, brede dalen, oh hoogten,
o schöner grüner Wald,                     Oh prachtig groene woud,
du meiner Lust und Wehen                   Daar waar ik rust vind
andächt'ger Aufenthalt!                    in vreugde en verdriet
Da draussen, stets betrogen,               Daar buiten raast de drukke,
saust die geschäft'ge Welt;                Constant misleidende wereld;
schlag' noch einmal die Bogen              Oh, groen uitspansel, neem me
um mich, du grünes Zelt!                   nog een keer in bescherming!

Im Walde steht geschrieben                 In het woud staat geschreven
ein stilles ernstes Wort                   Een stil, gewichtig woord
vom rechten Tun und Lieben,                Over juist gedrag en beminnen,
und was des Menschen Hort.                 En wat voor de mens een toevluchtsoord is.
Ich habe treu gelesen                      Ik heb aandachtig gelezen
die Worte, schlicht und wahr,              De woorden, eenvoudig en waar,
und durch mein ganzes Wesen                En in mijn gehele wezen
ward's unaussprechlich klar.               Werd het onnoemelijk helder.

Bald werd' ich dich verlassen,             Weldra zal ik jou verlaten,
fremd in die Fremde geh'n,                 Onwennig het onbekende betreden,
auf buntbewegten Gassen                    In krioelerige steegjes
des lebens Schauspiel seh'n.               Het toneel van het leven bezien.
Und mitten in dem Leben                    En midden in het leven
wird deines Ernst's Gewalt                 Zal jouw aanzien mijn eenzaamheid opbeu-
mich Einsamen erheben,                     ren,
so wird mein Herz nicht alt.               En wordt mijn hart niet oud.

Die Nachtigall                             De nachtegaal
Die Nachtigall, sie war entfernt,          De nachtegaal is ver weg geweest.
Der Frühling lockt sie wieder;             De lente lokt haar weer terug.
Was neues hat sie nicht gelernt,           Ze heeft niets nieuws geleerd,
Singt alte, liebe Lieder.                  ze zingt oude, lieve liedjes.

                                       3
Ruhetal                                          Het dal waar ik tot rust kom
Wann im letzten Abendstrahl                      Als in de laatste straal van het
Goldne Wolkenberge steigen                       avondlicht gouden wolkenbergen opstijgen,
Und wie Alpen sich erzeigen,                     bergen zo groot als de Alpen,
Frag' ich oft mit Tränen:                        dan vraag ik me in tranen af:
Liegt wohl zwischen jenen                        ligt daar ergens tussen die bergen
Mein ersehntes Ruhetal?                          het dal waar ik zo naar verlang?
Jagdlied                                     Jachtlied
Durch schwankende Wipfel                     Door wuivende boomtoppen
Schießt goldener Strahl,                     schiet gouden licht.
Tief unter den Gipfeln                       Diep onder de bergtoppen ligt het dal in ne-
Das nebligeTal.                              velen gehuld.
Fern hallt es vom Schlosse,                  Ver weg bij het kasteel
Das Waldhorn ruft,                           roept de waldhoorn.
Es wiehern die Rosse                         De paarden hinniken
In die Luft, in die Luft!                    in de lucht!

Immer weiter und weiter                      Steeds verder en verder
Die Klänge ziehn,                            trekken de klanken
Durch Wälder und Heiden                      door bossen en heide.
Wohin, ach wohin?                            Waarheen, ach waarheen?
Erquickliche Frische,                        Verkwikkende frisheid,
Süß-schaurige Lust!                          zoet-huiveringwekkend genot!
Hoch flattern die Büsche,                    Fel zwiepen de struiken,
Frei schlägt die Brust.                      vurig klopt het hart.

Paul Hindemith (1895-1963)
uit: Zwölf Madrigale

Eines Narren, eines Künstlers Leben:             Het leven van een nar, een kunstenaar:

Vor dem dunklen Todeshintergrunde                Tegen het donkere doodsdecor
im Gewand der Leiden Tänze schlingen             in het kleed van het leed rijdans dansen
und mit schmerzenstrunknem Munde                 en met van pijn dronken mond
hell durch Stundenflucht                         schel door tijdvlucht
und Tag entschweben                              en wegzweven van de dag heen
von der Ewigkeit der Freude singen.              zingen van de eeuwigdurende vreugde.

Tauche deine Furcht in schwarzen Wein            Doop je angst in zwarte wijn
Tauche deine Furcht in schwarzen Wein,           Doop je angst in zwarte wijn,
Einsamer! Die dunklen Vögel ziehen.              Eenzame! De donkere vogels trekken.
Es wird eine lange Reise sein.                   Het zal een lange reis zijn.

Gott ist nah und raunt. Vergeblich fliehen       God is nabij en murmelt wat.
Die Gedanken vor dem Blättertanz.                Tevergeefs vluchten
Und zur Dämmrung ist der Tag gediehen.           de gedachten voor de dans der bladeren uit.
                                                 En de dag bereikt de schemering.

Auf ein leeres Grab fällt Sternenglanz ...       Op een leeg graf valt sterrenschijnsel ...
Tiefer mit dem letzten Mut zur Stille            Dieper, met de laatste moed tot stilte
drücke in die Stirn den welken Kranz!            druk de verlepte krans tegen je voorhoofd!
                                             4
Cyrillus Kreek (1889-1962)
Taaveti Laulud

Psalm 141                                          Psalm 141
Issand, ma hüüan Su poole, kuule mind!             Help mij Heer.
Kuulemind Issand!                                  Luister toch, nu ik luid tot U roep.
Issand, ma hüüan Su poole, kuule mind!             Help mij Heer
Kuule mu palve häält, kui ma Su poole              Mijn gebed zal voor U als wierook zijn,
hüüan, kuule mind, oh Issand!                      Mijn geheven handen als een offer in de
Olgu mu palve kui suitsetamise rohi Su             avond, Help mij
palge ees, mu käte üles tõstmine kui õh-
tune ohver. Kuule Samind, oh Issand!

Psalm 104                                          Psalm 104
Kiidamuhing Issandat! Kiidetud oled Sina!          Prijs de Heer, mijn ziel. Loof de Heer!
Issand, mu Jumal, Sa oled suur.                    Heer, mijn God, hoe groot bent u. Loof de
Kiidetud oled Sina! Oled Sakõik teinud,            Heer!
Au olgu Sule, Issand, kes Sakõik oled tei-         Hoe talrijk zijn uw werken, Heer.
nud! Au olgu Isale, Pojale, Pühale Vaimule         Alles hebt u met wijsheid gemaakt.
aunüüd ja igavest, Aamen,                          Dat de glorie van de Heer duurt tot in eeu-
kes Sakõik oled teinud! kes Sakõik oled tei-       wigheid!
nud! aamen                                         Glorie aan de Vader en de Zoon en de Heilige
                                                   Geest, nu en tot in eeuwigheid. Amen.

Arvo Pärt (1935-nu)
Magnificat

Magnificat anima mea Dominum.                      Mijn ziel prijst en looft de Heer,
Et exultavit spiritus meus in Deo salutari         mijn hart juicht om God, mijn redder:
meo.                                               hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste
Quia respexit humilitatem ancillae suae:           dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan
Ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes            gelukkig prjzen,
generationes.

Quia fecit mihi magna qui potens est:              ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij
et sanctum nomen eius.                             gedaan, heilig is zijn naam.
Et misericordia eius                               Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht,
a progenie in progenies timentibus eum.            voor al wie hem vereert.
Fecit potentiam in brachio suo:                    Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
dispersit superbos mente cordis sui.               en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
Deposuit potentes de sede,                         heersers stoot hij van hun troon en wie
et exaltavit humiles.                              gering is geeft hij aanzien.
Esurientes implevit bonis:                         Wie honger heeft overlaadt hij met gaven,
et divites dimisit inanes.                         maar rijken stuurt hij weg met lege handen.
Suscepit Israel                                    Hij trekt zich het lot aan van Israël,
puerum suum recordatus misericordiae               zijn dienaar, zoals hij aan onze voorouders
suae.                                              heeft beloofd:
Sicut locutus est ad patres nostros,               hij herinnert zich zijn barmhartigheid
Abraham et semini eius in saecula.                 jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in
Magnificat anima mea Dominum.                      eeuwigheid.’

                                               5
Claudio Monteverdi (1567-1643)
Magnificat secondo à 4 voces

Tekst en vertaling: als Magnificat van Arvo Pärt.

Heinrich Schütz (1585-1672)
Psalm 137
De vertaling is van de hand van Ida G.M. Gerhardt en Marie H. van der Zeyde

An den Wassern zu Babel saßen wir und            Aan de stromen van Babylon daar zaten wij
weineten, wenn wir an Zion gedachten.            neer, en wij schreiden wanneer wij dachten
Uns’re Harfen hingen wir an die Weiden,          aan Sion. Aan de populieren rondom hadden
die drinnen sind,                                wij onze harpen gehangen.
denn daselbst hießen uns singen, die uns         Want daar vroegen onze ontvoerders van
gefangen hielten,                                ons dat wij zouden zingen, vroegen zij die
und in unserm Heulen fröhlich sein: Lieber       ons kwelden muziek:
singet uns ein Lied von Zion!                    ‘zingt ons een van die liederen van Sion!’

Wie sollten wir des Herren Lied singen in        Hoe kunnen wij zingen het lied van Jahweh
fremden Landen?                                  op vreemde grond?
Vergeß ich dein, Jerusalem, so werde mein-       als ik u, Jeruzalem, vergeet, dan begeve mij
er Rechten vergessen.                            mijn rechterhand,
Meine Zunge soll an meinem Gaumen kle-           dan verstomme mijn tong in mijn mond, als
ben, wo ich dein nicht gedenke,                  ik ùwer niet blijf gedenken,
wo ich nicht laß Jerusalem mein höchste          als Jeruzalem ik niet uithef hoog boven de
Freude sein.                                     kroon mijner vreugde.

Herr, gedenke der Kinder Edom am Tage     Reken toe, Heer, de zonen van Edom de dag
Jerusalem, die da sagten:                 van Jeruzalem;
Rein ab, rein ab bis auf ihren Boden.     hoe zij riepen: ‘haal neer, haal neer, tegen de
                                          grond ermee!’
Du verstöreteTochter Babel, wohl dem, der Dochters Babels, gij, straks verwoest, ge-
dir vergelte, wie du uns getan hast.      prezen die u vergeldt wat gij ons aan hebt
                                          gericht.
Wohl dem, der deine jungen Kinder nimmet Geprezen die grijpt en verplettert ùw kinde-
und zerschmettert sie an dem Stein.       ren tegen de rots!

Ehre sei dem Vater, und dem Sohn und             Eer zij de Vader, de Zoon
auch dem heil’gen Geiste                         en de Heilige Geest,
wie es war im Anfang, jetzt und immerdar         zoals het was in het begin, nu en altijd en in
und von Ewigkeit zu Ewigkeit. Amen               de eeuwen der eeuwen. Amen

                                             6
Musikalische Exequien

Herr, nun lässest du deinen Diener in Frie-         Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heen-
den fahren, wie du gesagt hast;                     gaan, zoals u hebt beloofd.
Denn meine Augen haben deinen Heiland               Want met eigen ogen heb ik de redding ge-
gesehen,                                            zien
welchen du bereitet hast vor allen Völkern,         die u bewerkt hebt ten overstaan van alle
ein Licht, zu erleuchten die Heiden, und            volken:
zum Preis deines Volks Israel.                      een licht dat geopenbaard wordt aan de
                                                    heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw
                                                    volk.’

[Selig sind die toten die in dem Herren ster-       [Gelukkig zijn zij die sterven in verbonden-
ben. sie ruhen von ihrer Arbeit                     heid met de Heer. Zij mogen uitrusten van
und ihre Werke folgen ihnen nach                    hun inspanningen, want hun daden vergezel-
sie sind in der Hand des Herren                     len hen. Zij zijn in de hand van de Heer, en
und keine Qual rühret sie]                          geen verdriet raakt hen.]

Meine Seele

Meine Seele erhebt den Herren, und mein             Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart
Geist freuet sich Gottes, meines Heilandes.         juicht om God, mijn redder:
Denn er hat die Niedrigkeit seiner Magd             hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste
angesehen, siehe, von nun an werden mich            dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan
selig preisen alle Kindeskind.                      gelukkig prijzen,

Denn er hat grosse Ding an mir getan der da         ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij
mächtig ist und des Name heilig ist                 gedaan, heilig is zijn naam.
Er übet Gewalt mit seinem Arm, er zer-              Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
streuet, die hoffärtig sind in ihres Herzens        en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
Sinn.
Er stösset die Gewaltigen vom Stuhl und             heersers stoot hij van hun troon en wie ge-
erhöhet die Niedrigen.                              ring is geeft hij aanzien.
Die Hungrigen füllet er mit Gütern und lässt        Wie honger heeft overlaadt hij met gaven,
die Reichen leer.                                   maar rijken stuurt hij weg met lege handen.

Er denket der Barmherzigkeit und hilft              Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn die-
seinem Diener Israel auf.                           naar, zoals hij aan onze voorouders heeft
Wie er geredt hat unsern Vätern, Abraham            beloofd: hij herinnert zich zijn barmhartig-
und seinem Samen ewiglich.                          heid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot
Ehre sei dem Vater, und dem Sohn und auch           in eeuwigheid.’
dem heiligen Geiste                                 Eer zij de Vader, de Zoon
wie es war im Anfang, jetzt und immerdar            en de Heilige Geest,
und von Ewigkeit zu Ewigkeit. Amen                  zoals het was in het begin, nu en altijd en in
                                                    de eeuwen der eeuwen. Amen

                                                7
Sie können auch lesen