Slotconcert: afscheid van Markus Stenz - Szenen aus Goethes 'Faust' - TivoliVredenburg
←
→
Transkription von Seiteninhalten
Wenn Ihr Browser die Seite nicht korrekt rendert, bitte, lesen Sie den Inhalt der Seite unten
Liefde | Muzikale Meesterwerken | AVROTROS Klassiek I
AVROTROS Klassiek II | AVROTROS Vocaal
Radio Filharmonisch Orkest | Groot Omroepkoor
vrijdag 7 juni 2019, 20.15 uur, geschatte eindtijd concert: 22.45 uur
inleiding Kees Arntzen, 19.30 uur
boventiteling: Jurjen Stekelenburg
Slotconcert:
afscheid van Markus Stenz
Szenen aus Goethes 'Faust'
Radio Filharmonisch Orkest
Groot Omroepkoor
Nationaal Kinderkoor
Markus Stenz dirigent
Peter Dijkstra koordirigent
Wilma ten Wolde dirigent Nationaal Kinderkoor
Anna Lucia Richter sopraan (Gretchen, Noth, Büsserin, Una poenitentium)
Nikki Treurniet sopraan (Sorge, Jüngerer Engel, Büsserin, Magna Peccatrix)
Dorottya Láng mezzosopraan (Marthe, Mangel, Büsserin, Jüngerer Engel,
Mulier Samaritana)
Helena Rasker alt (Schuld, Mater Gloriosa, Mater Aegyptiaca)
Robin Tritschler tenor (Ariel, Pater Ecstaticus, Vollendeter Engel)
Daniel Schmutz bariton (Faust, Pater Seraphicus, Dr. Marianus)
Franz-Josef Selig bas (Mephistopheles, Pater Profundus, Volendeter Engel,
Böser Geist)
koorsolisten Groot Omroepkoor: Alan Belk tenor, Anitra Jellema sopraan
solisten Nationaal Jongenskoor: Roy van Vugt, Tibbe Alkemade, Dorian Bellamy
en Rik de Jong2 Robert Schumann 1810-1856
Szenen aus Goethes ‘Faust’ WoO 3 1844-1853
voor solisten, koor en orkest
Ouvertüre
ERSTE ABTEILUNG
Nr. 1 Szene im Garten
‘Du kanntest mich, o kleiner Engel, wieder’
(Faust, Gretchen, Mephistopheles, Marthe)
Nr. 2 Gretchen vor dem Bild der Mater Dolorosa
‘Ach neige, du Schmerzenreiche’ (Gretchen)
Nr. 3 Szene im Dom
‘Wie anders, Gretchen, war dir’s’
(Böser Geist, Gretchen, Chor)
ZWEITE ABTEILUNG
Nr. 4 Ariel. Sonnenaufgang
‘Die ihr dies Haupt umschwebt im luft’gen Kreise’ (Ariel)
‘Wenn sich lau die Lüfte füllen ... Täler grünen, Hügel schwellen ... Horchet! horcht dem Sturm
der Horen’
(Chor, Soli, Ariel)
‘Des Lebens Pulse schlagen frisch lebendig ...
So ist es also, wenn ein sehnend Hoffen’ (Faust)
Nr. 5 Mitternacht
‘Ich heiße der Mangel’ (Mangel, Sorge, Schuld, Not)
‘Vier sah ich kommen, drei nur gehn’ (Faust, Sorge)
‘Die Nacht scheint tiefer tief hereinzudringen’ (Faust)
Nr. 6 Fausts Tod
‘Herbei, herbei! Herein, herein!’
(Mephistopheles, Lemuren, Faust, Chor)
pauzeDRITTE ABTEILUNG 3
Nr. 7 Fausts Verklärung
Nr. 1 ‘Waldung, sie schwankt heran’ (Chor)
Nr. 2 ‘Ewiger Wonnebrand’ (Pater Ecstaticus)
Nr. 3 ‘Wie Felsenabgrund mir zu Füßen’ (Pater Profundus)
‘Welche ein Morgenwölkchen schwebet’
(Pater Seraphicus, Chor Seliger Knaben)
Nr. 4 ‘Gerettet ist das edle Glied’ (Chor der Engel, Jüngere Engel, Vollendetere Engel,
Selige Knaben, Soli)
Nr. 5 ‘Hier ist die Aussicht frei’ (Doctor Marianus)
Nr. 6 ‘Dir, der Unberührbaren’ (Doctor Marianus, Chor, Büßerinnen, Mater Gloriosa,
Magna Peccatrix, Mulier Samaritana, Maria Aegyptiaca, Una Poenitentium,
Selige Knaben, Gretchen)
Nr. 7 Chorus Mysticus ‘Alles Vergängliche ist nur ein Gleichnis’ (Chor, Soli)
Mensen komen naar ons luisteren
om de muziek te beleven zoals wij
die spelen voor hén: voor iedereen
die er zelf bij is. Dat is onze raison
d’être. De ‘veilige versie’ is al
talloze malen vastgelegd – we
worden omringd door geweldige
opnamen van welk stuk uit het
standaardrepertoire ook. Belangrijk
is echter of we het moment zelf
kunnen beleven. Het gaat erom
dat we op de juiste manier risico’s
nemen. Dat het publiek een werk
als nieuw en fris beleeft, alsof het
nét geschreven is. In de wereld van
vandaag is dat volgens mij wezen-
lijk voor iedere uitvoerende.”
Markus Stenz4 EEN MOOIE ZOMER!
Het team van het AVROTROS Vrijdagconcert, Radio
Filharmonisch Orkest, Groot Omroepkoor, TivoliVredenburg en
NPO Radio 4 wenst u een prachtige zomer. We zien u graag terug
op 20 september bij het openingsconcert van het nieuwe seizoen.
Alle concerten vindt u op ➜ www . avtrotrosvrijdagconcert . nl
Nieuw seizoen Na het concert is er gelegenheid om
een drankje te nuttigen.
Vrijdagconcert
Goed nieuws! Het nieuwe seizoens Pronkstukken
magazine van het AVROTROS Vijfentwintig bovenbouwleerlingen van
Vrijdagconcert 2019-2020 is uit. U de International School uit Utrecht
kunt het krijgen bij de ingang, in de hebben om 19.00 uur in Cloud Nine in
pauze en na afloop van het concert. TivoliVredenburg een eigen compositie
Digitaal is het magazine te bekijken ten gehore gebracht. Het componeren
via en instuderen deden zij gedurende drie
➜ www . avrotrosvrijdagconcert . nl projectdagen met workshopleider Elena
Gramatikovska. Daarbij werden zij
geïnspireerd door Szenen aus Goethes
‘Faust’ van Schumann. Als afsluiting van
Uitzending en webcast dit project wonen de leerlingen het
Alle luisteraars kunnen volop genieten concert van vanavond bij. Het educatie-
als mobiele telefoons, horloges en project Pronkstukken komt voort uit een
gehoorapparaten geen geluid maken. samenwerking tussen TivoliVredenburg
Presentatie vanuit de zaal door Mark en middelbare scholen in stad en regio
Brouwers. Utrecht.
Van dit concert wordt ook een webcast
gemaakt, die is te volgen via Daarnaast hebben ook studenten van het
Utrechts Conservatorium een stuk
➜ www . nporadio 4. nl gecomponeerd naar aanleiding van
Schumanns Faust-Szenen. Die compositie
wordt ten gehore gebracht op 21 juni
19.00 in Cloud Nine. Als deel van het
project wonen ook vijftig betrokken
conservatoriumstudenten het concert van
vanavond bij.INTERVIEW 5
Markus Stenz:
“Soms voel ik:
nu wordt het muziek”
In 2012 werd Markus Stenz chef-dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest.
Vandaag is zijn laatste optreden als chef. Hij blijft echter terugkeren voor
bijzondere producties. Zo dirigeert hij in de NTR ZaterdagMatinee het slot–
concert van volgend seizoen: de opera Hamlet van Brett Dean. Wat beweegt
hem, en hoe kwam hij in de muziek terecht?
Thea Derks interviewde hem in 2014.
Markus Stenz (1965) groeide op in het dorpje Kaltenborn in Rheinland-Pfalz:
“Een gat met twee boerenhoven, wat huizen, een kerk, een kroeg en een
dorpsschooltje waarvan mijn vader hoofd was. Wij woonden erboven. Het was
dodelijk saai, en om de verveling te verdrijven maakten mijn ouders muziek.
Mijn moeder zong de hele dag: tijdens het koken, het strijken, bij alles wat ze
deed. Mijn vader was een bedreven amateurmusicus, die naast piano en orgel
ook blaasinstrumenten bespeelde en een koor leidde. Als peuter van twee
kroop ik onder de vleugel als hij speelde, zo mooi vond ik dat.”
De kleine Markus timmert ook zelf op
de toetsen, en op zijn vijfde sturen zijn
ouders hem naar pianoles. “Ze kozen
meteen de beste pianolerares uit de
regio, mevrouw Haas-Paquet in Ahrwei-
ler. Het was zo’n typisch kabouter
vrouwtje: klein, met knokige vingers en
een knotje. Voor mijn eerste les wei-
gerde ik naar binnen te gaan, omdat ik
haar zo lelijk vond. Ik klemde me vast
aan het portier van de auto. Toen mijn
moeder ontredderd vertelde wat er aan
de hand was, antwoordde mevrouw
KAUPO KIKKAS
Haas ad rem: ‘Je hebt helemaal gelijk, ik
ben oerlelijk! En nu gaan we beginnen.’
Ik heb tien jaar les van haar gehad.”6 Zonder slag of stoot gaat dit ook niet: “Het was drie kwartier rijden, en ik werd
altijd wagenziek. Zowel op de heen- als de terugweg was het de vraag waar we
moesten stoppen: in Kempenich of in Ramersbach, zodat ik kon overgeven.”
Haas-Paquet is bovendien streng: “Ik dreef haar tot waanzin omdat ik meer
improviseerde dan repeteerde, dus als ik bij haar kwam klonk het vaak: ‘Alweer
de aanslag gemist!’ Maar onder haar strengheid was ze heel gevoelig, en ik heb
ontzettend veel van haar geleerd.”
Hoewel hij opgroeit in een bijzonder muzikale omgeving, bezoekt Stenz in zijn
jeugd maar één keer een concert: “Rond mijn tiende nam mijn vader me mee
naar de Beethovenhalle in Bonn. Wat er gespeeld werd, weet ik niet meer, maar
ik herinner me wel de dirigent. Met zijn kale kop leek hij erg op Professor
Charivari uit mijn kinderboek Raumschiff ‘Monitor’, dat vond ik leuk. Ik vermoed
dat het Georg Solti was.”
Een paar jaar later ziet hij op televisie de Norton Lectures van Leonard Bern-
stein. “Een sleutelmoment! Ik vond het geweldig dat hij jazz en klassieke
muziek op een vanzelfsprekende manier bij elkaar bracht. Hij was zó vrij in zijn
denken en illustreerde zijn lezingen met live gespeelde muziek, van The Beatles
tot Beethoven, echt elektrificerend.” Op zijn achttiende gaat hij directie
studeren bij Volker Wangenheim in Keulen en daarna volgt hij in Tanglewood
een cursus bij zijn held Bernstein.
Stenz werkt graag met het Radio Filharmonisch Orkest, waarvan hij in 2012
chef-dirigent werd: “We spelen heel divers repertoire, van hedendaagse muziek
tot concertante opera en klassieke werken. De musici zijn enorm alert en
wakker, ik ken nauwelijks een orkest dat met meer betrokkenheid speelt. Voor
mij is het ook van wezensbelang dat we geregeld opdrachtcomposities uitvoe-
ren. Het ontdekken van nieuwe wegen is een basic instinct, voor alle musici. Het
mooie is dat ook het publiek hier openstaat voor de allernieuwste noten.
De reacties van het publiek zijn voor Stenz sowieso van levensbelang: “Zonder
publiek geen concert, het publiek is de bepalende component! Wij musici zijn
beleveniskunstenaars, wij maken momentkunst. De vonk moet overspringen.
Het is geweldig als mensen na afloop uit de grond van hun hart komen vertel-
len hoe mooi ze een concert vonden. Ik heb veel inspiratie geput uit het boek
Zen in de kunst van het boogschieten. Daarin wordt beschreven dat, in het
perfecte geval, niet de schutter of de boog schiet, maar ‘het’. Het klinkt mis-
schien wat zweverig, maar bij concerten voel ik soms: nu wordt het muziek, niet
IK dirigeer, maar ‘het’ dirigeert. Dat zijn magische momenten.”CONCERTOVERZICHT 7
Concerten die Markus Stenz dirigeerde in
het AVROTROS Vrijdagconcert 2012-2019
2012-2013
14 december 2012
Bruckner Te Deum | Mendelssohn Koraalcantate ‘Vom Himmel
hoch da komm ich her’ | Kodály Missa brevis
31 mei 2013
Schubert Symfonie nr. 8 ‘Unvollendete’ | Van Gilse Eine
Lebensmesse
2013-2014
1 november 2013
Henkemans Partita | Mahler Symfonie nr.1 ‘Titan’
22 november 2013
Beethoven Ouverture Leonore II | Schat Lenteconcert voor fluit en
orkest op.36a (solist Jacques Zoon) | Strauss Ein Heldenleben
24 januari 2014
Honegger Jeanne d’Arc au bûcher
HANS VAN DER WOERD
MARKUS STENZ DIRIGEERT RADIO FILHARMONISCH ORKEST EN GROOT OMROEPKOOR8 2014-2015
16 oktober 2014
Ives The unanswered question | Korngold Vioolconcert (solist
Vilde Frang) | Mahler Vijfde symfonie
14 november 2014
Eisler Rapsodie voor orkest | Bartók Danssuite | Weill Suite
Mahagonny
28 november 2014
Roukens Rising phenix, voor koor en orkest (wereldpremière) |
Bruckner Zevende symfonie
9 januari 2015
Schönberg Fünf Orchesterstücke opus 16 | Ravel Pianoconcert in G
(solist Imogen Cooper) | Debussy Prélude à l’après-midi d’un faune
| Skrjabin Le poème de l’extase
23 januari 2015
Kantsjeli Styx, voor altviool, koor en orkest (solist Maxim Rysanov)
| Mendelssohn Tweede symfonie ‘Lobgesang’
20 maart 2015
Haydn Symfonie nr. 94 ‘Paukenslag’ | Hindemith Der Schwanen
dreher (solist Tabea Zimmermann, altviool) | De Leeuw Mouve-
ments rétrogrades | R. Strauss Till Eulenspiegels lustige Streiche
2015-2016
20 november 2015
Mahler Negende symfonie
25 maart 2016
Schumann Das Paradies und die Peri
8 april 2016
Roukens Rising Phenix voor koor en orkest | Bruckner Zesde
symfonie
2016-2017
23 september 2016
Moesorgski Nacht op de kale berg | De Raaff Atlantis (wereld
première) | Diepenbrock Les elfes | Szymanowski Stabat Mater
20 oktober 2016
Mozart Concert voor twee piano’s KV 242 ‘Lodron’ (solisten Arthur
& Lucas Jussen) | Wagner/De Vlieger An orchestral adventure
(Der Ring des Nibelungen)11 november 2016
9
Mahler Waldmärchen | Schumann Manfred (toneelmuziek)
14 april 2017
Rihm Deus Passus
We hebben
absoluut
2017-2018 moeilijke
22 september 2017
tijden door-
Zuidam Rude circles (wereldpremière) | Beethoven Negende
staan, trauma-
symfonie
tische tijden.
20 oktober 2017
Maar we
Berlioz Ouverture Le Corsaire | Skrjabin Pianoconcert (solist
hebben ons
Anatol Ugorski) | Wagner Voorspel tot de derde akte uit Die
niet in onze
Meistersinger | Schumann Derde symfonie ‘Rheinische’
schulp terug-
24 november 2017
getrokken, we
Wagner Vorspiel und Liebestod uit Tristan und Isolde | Messiaen
zijn stout
Turangalîla-symphonie (solisten Ueli Wiget, piano en Fabienne
moedig op
Martin Besnard, ondes martenot)
onze weg
23 december 2017
verder gegaan,
Mahler Derde symfonie
en ik ben ervan
30 maart 2018
overtuigd dat
Haydn Orgelconcert nr. 1 in C (solist Matthias Havinga) | Mozart
het ons alleen
Mis in c, KV 427 ‘Grote’
maar gesterkt
heeft in onze
2018-2019 manier van
12 oktober 2018
muziekmaken.
Schumann Pianoconcert (solist Lars Vogt, piano) | Bruckner
En te zien hoe
Achtste symfonie
we alsmaar
1 maart 2019
verder konden
Elgar Chanson de matin / Chanson de nuit | Anderson In lieblicher
groeien, dat
Bläue (solist Carolin Widmann, viool) (Nederlandse première) |
gevoel is voor
Walton Eerste symfonie
mij zo waarde
22 maart 2019
vol, daarvoor
Mendelssohn Meeresstille und glückliche Fahrt | Schönberg
ben ik zeer
Erwartung | Beethoven Derde symfonie ‘Eroica’
dankbaar.”
25 april 2019
Escher Musique pour l’esprit en deuil | Mahler Das Lied von der Erde
Markus Stenz
7 juni 2019
Schumann Szenen aus Goethes Faust10 MARKUS STENZ OVER SCHUMANN
Markus Stenz:
Robert Schumann’s Faustszenen: profound,
enigmatic, idealistic, uplifting!
Schumann’s monumental last oratorio Beyond religion it takes us into the
is defying categories and in doing so idea that in striving and aspiring for
it creates a unique spot for itself. the greater good even the most
Like no other piece in music it stands devious pact with the devil can be
for German romanticism. Highlighting overcome. Faust bargains with
scenes from the pinnacle of Mephisto and yet his soul will be
achievement in German early saved. “Das Ewig Weibliche zieht uns
romantic literature Schumann found hinan” is a gripping and soothing
himself being daunted by the emotional destination for soul
prospect of composing music for searching human beings. And
Goethe’s opus maximus: “It takes one Schumann’s genius finds the music for
Johann Wolfgang Goethe to it: idealistic and uplifting. Töne und
understand Johann Wolfgang Zwischentöne of the text are
Goethe’s Faust!” This Schumann composed. And more: the pull upward
quote could be transferred to to something “Ewig Weiblich” in the
Schumann, too: it might take one end is deeply rewarding after visiting
Robert Schumann to fully understand the dark corners of the soul in music.
and appreciate his Faustszenen.
To state the obvious: a rough
But like many times when there is understanding of the on goings in the
music involved, complexity that might original Goethe is super helpful. And
be hard to grasp becomes the more you know, the more you
comprehensible on a different level immerse yourself into the original
and story twists that might be hard to story, the more you will love the
get one’s head around become translation into sung lines we find in
expression. And that helps us Schumann’s refined score. But even
enormously to leave logic behind and the innocent listener will immediately
go straight to the espressivo and be drawn into the atmosphere.
idealistic message that ultimately
anchors this ‘worldly’ oratorio.We know that Schumann never heard so sensitive and soulful. To me the 11
the final version performed in his harmonic progressions and
lifetime. After handing it to Clara as a meanderings are the most sublime
birthday gift he pretty much went music he has written. And behind the
into the ill-fated last phase of his life. beauty or the drama of the first layer
One can speculate if he even we hear that there are many more
intended for all three parts of the layers to be found. The panorama
score to be heard on one evening. His widens with every minute we are
own road to completion was upside exposed to the music.
down: The piece we hear first – the
overture – is totally late Schumann The refinement. The pacing. The
and was composed last! The end, Part spacing for crucial moments. The
3, which is the final scene of Faust II specific sound worlds for the
(yes – the one that Mahler also set to protagonists Faust, Gretchen and
music in his Eighth symphony) is the Mephisto. The characterful music for
music he composed first. Faust’s all those phantasmagorical creatures
transfiguration is heard in an almost that populate the evening. All this is a
otherworldly serenity and with a treasure!
huge sense of utopia and idealism in
the end. Convincing and believable I am thrilled that with the combined
– yet it is far less dramatic than large forces of the RFO the GOK and the
passages of part 2 in the middle part soloists we can live and perform this
of the oratorio with its theatrical trip mesmerizing piece of romantic music.
to the dark forces which ultimately
lead to Faust’s death. There we hear It is so profound that any minute
captivating music, almost close to spend with it will be rewarding.
opera. And contrast that with the And so enigmatic that any discoveries
inner movie of Gretchen’s tragedy in that are made will reveal more
part 1! With her we sympathize, we riddles.
totally want to help her and our But most of all the spirit of our
hearts are also healed when it performance will be guided by
becomes obvious that her soul is Schumann’s genius: idealistic and
saved! uplifting. I could not wish for a
happier ending to our season and this
The miracle to me is that what could part of our common journey.
be a formal disaster becomes an
irresistible masterpiece through
Robert Schumann’s music. His music
goes straight to the heart of the
matter. It is disarmingly beautiful; it is12 Schumann
Szenen aus Goethes Faust
“Alleen Mozart had het gekund”, mopperde Wolfgang Goethe, die
trouwens niet veel verstand had van muziek. Zovelen al hadden
zich over zijn Faust ontfermd. Er waren werken van Louis Spohr,
Johann Strauss, Albert Lortzing en Hector Berlioz, en daarnaast
vele Schubertliederen. De grote dichter wist het echter
niet op waarde te schatten. Ook na zijn dood in
1832 bleven componisten inspiratie vinden in
het verhaal over Faust die zijn ziel verkoopt
aan de duivel. Charles Gounod, Giacomo
Meyerbeer en Charles-Valentin Alkan
schreven opera’s, Franz Liszt en Gustav
Mahler grootschalige Faust-symfonieën.
Tegen deze achtergrond is Robert Schu-
manns Szenen aus Goethes Faust te
plaatsen, voltooid in 1853.
Ruim negen jaar werkte Schumann eraan,
curieus genoeg beginnend met de epiloog
en eindigend met de Ouverture. Lange tijd
aarzelde hij over een geschikte vorm. Eerst dacht
hij aan een opera, maar vond geen geschikt libretto.
Vervolgens besloot hij het accent te leggen op religieuze
of quasi-religieuze passages, in de vorm van een oratorium. Ten
slotte koos hij voor iets onbepaalds: Szenen aus Goethes Faust, een
opeenvolging van dramatische, lyrische, meditatieve en religieuze
delen, waarbij geen letter werd gewijzigd aan de tekst. Die delen
kwamen in deze volgorde tot stand:
1844: De epiloog Fausts Verklärung (eerste drie nummers)
1847: Het slotkoor
1848: Koor Gerettet ist das edle Glied
1849: Szene im Dom, Szene im Garten, Gretchen vor dem Bild, Ariel
1850: Die vier grauen Weiber, Fausts Tod
1852: Piano-uittreksel van het gehele tweede deel
1853: De OuvertureDuivelse machten 13 Toen hij de eerste schetsen op papier had gebracht, raakte Schu- mann ten prooi aan hallucinaties, chronische slapeloosheid en zwaarmoedigheid. Hij was erfelijk belast met een bipolaire stoornis, hetgeen hem al op jonge leeftijd tot het ongewone besluit bracht om zijn persoonlijkheid op te splitsen in de denkbeeldige gedaanten van Florestan en Eusebius. Vanwege gezondheidsperikelen werd Faust voor lange tijd opgeborgen. “Ik durf het niet weer op te pakken”, schreef hij aan Mendelssohn, “en ik betwijfel of ik het ooit zal publiceren.” Vanwege gezondheidsperikelen werd Faust voor lange tijd opgeborgen. "Ik durf het niet weer op te pakken en ik betwijfel of ik het ooit zal publiceren," schreef Schumann aan Mendelssohn. Eenmaal benoemd tot stedelijk muziekdirecteur in Düsseldorf begon het echter weer te kriebelen. Dat leidde tot het slotkoor ‘Alles Vergängliche ist nur ein Gleichnis’. Ook ontstonden de overige delen van het derde deel, tot Schumanns opluchting. “Ik was bang dat ik het nooit tot een goed einde zou brengen” schreef hij in 1848. Fausts Verklärung kwam meermalen tot uit voering bij de Goethe-herdenking in 1849. Dat ook Franz Liszt in Weimar deze stukken op het repertoire nam, was een grote stimulans voor Schumann. Het zorgde ervoor dat de Gretchen- liederen en de Szene im Dom gestalte kregen. Na jaren van revisie- werk volgde in 1853 een slotakkoord met de ouverture. Tussentijds ging het echter behoorlijk bergafwaarts met Schu- mann. Hij werd beheerst door doodsgedachten, leed aan angstige visioenen en meende dat hij in de greep was van duivelse machten en geesten, zoals die van Schubert en Mendelssohn. Daarbij hielp niet dat hij zich veelvuldig verdiepte in de duivel Mefistofeles, aan wie Faust zijn ziel verkocht om in ruil zoveel mogelijk het aardse bestaan te mogen doorgronden. Door vanaf een scheepsbrug in het kolkende water van de Rijn te springen, zocht Schumann de dood. Hij werd gered door schippers, waarna hij op eigen verzoek werd opgenomen in een gesticht in Endenich nabij Bonn. Daar overleed hij ruim twee jaar later.
14 Faust en Gretchen
Dat Schumann de ouverture voor het laatst bewaarde, is niet zo
vreemd, veel componisten deden dat. Zodoende kon uit gebruikte
thema’s worden geput, als vooruitblik. In dit geval wordt in de
ouverture een beeld geschetst van de gepijnigde, piekerende alchi-
mist Faust en de idealen die hij koestert. Vroege commentatoren
hebben de ouverture onevenwichtig en monotoon genoemd, meer
het resultaat van transpiratie dan inspiratie. Dat waren niet zozeer
oordelen maar vooroordelen: op dezelfde wijze meende Clara dat
het Vioolconcert van haar echtgenoot het product was van een
zenuwzieke geest, reden waarom ze openbaarmaking verhinderde.
In de ouverture wordt wellicht niet het niveau van de symfonieën
bereikt, maar de kleuring en harmonische rijkdom maken het stuk
toch hoogst onderhoudend.
Daarna valt de muziek als het ware met de deur in huis. In de Szene
im Garten ontspint zich een lyrisch duet tussen Faust en Gretchen,
romantisch gekleurd en speels geïnstrumenteerd. De harmoniek is
rijk aan dissonanten die pas oplossen
wanneer elders een andere zijn intrede
heeft gedaan. Dit draagt bij aan de zwel-
Het RFO is onvoorstelbaar kundig. Dat gende sfeer die Schumann naar eigen
was altijd al zijn kwaliteit, en dat zal zeggen nastreefde. Aan het eind van dit
niet veranderen. Ze kunnen gewoon deel klinkt de stem van Mefistofeles: ‘Es ist
alles spelen wat er staat, en begrijpen wohl Zeit zu scheiden’ – het is nu welletjes
ook wat de partituur verder nog ver- met die aardse flauwekul van liefde en
langt. Bij veel van onze projecten, of sentimentaliteit.
we nu opera’s of symfonisch repertoire Schumann heeft echter geen zin in Mefis-
deden, merkte ik hoeveel moois het tofeles. Hij vervolgt de wegen van Gretchen
oplevert als je nog een stap verder – al blijft ‘Gretchen am Spinnrade’ achter-
kunt zetten: als je in een zone belandt wege. Haar gebed Vor dem Bild der Mater
waar de noten betekenis krijgen en dolorosa wordt hoogst dramatisch opgevat.
de uitvoering flexibiliteit krijgt. Hoe Gretchen beklaagt haar lot en vraagt de
meer we samen optraden, hoe meer heilige maagd haar bij te staan: ‘Ach neige,
we juist die manier van spelen ont- du Schmerzenreiche, dein Antlitz gnädig
dekten: we wisten iets te creëren dat meiner Not!’ De ontlading van emoties
op het moment zelf gebeurt. Daar neemt hier opera-achtige dimensies aan,
kunnen we echt trots op zijn.” vooral in de smeekbede ‘Hilf! Rette mich von
Schmach und Tod!’ De dramatische stijl
Markus Stenz illustreert waarom Schumann deze tekst
niet als oratorium had kunnen behandelen.Van een geheel ander karakter is de Szene im Dom, waarbij de sfeer 15
van de ouverture terugkeert. De boosaardigheid van Mefistofeles
weerklinkt in een duister d-klein. ‘Wie anders, Gretchen, war dir’s,
als du noch voll Unschuld hier zum Altar tratst’, zo tracht hij haar
zelfbewustheid te ondermijnen. Heeft ze haar onschuld niet
verloren? Gretchen wordt wanhopig: ‘Weh! Weh! Wär’ ich der
Gedanken los, die mir herüber und hinüber gehen wider mich!’ Het
koor – kerkvolk – zet frank en vrij het Dies irae in, als om de hoofd-
figuren tot bezinning te brengen en ze te doen realiseren dat ze
zich op gewijde grond bevinden. Dan klinkt opnieuw de stem van
de duivel, die onzichtbaar blijft maar daardoor des te afschrikwek-
kender overkomt: ‘Grimm fasst dich! Die Posaune tönt!’ De strijd
tussen Gretchen, duivel en kerkgangers wordt eerstgenoemde ten
slotte te veel: door emoties overmand valt ze flauw.
Schumann kiest vervolgens een deel uit de Walpurgisnacht: met
Ariel, Sonnenaufgang kon een aartsromanticus als hij heel goed uit
de voeten. De naar slaap verlangende Faust wordt omgeven door
een kring van geesten die hem onder aanvoering
van Ariel in slaap sussen. (‘Lispelt leise süssen
Frieden, wiegt das Herz in Kindesruh’). Als de
ochtend aanbreekt wordt hij onbarmhartig gewekt:
‘Es trompetet, es posaunet!’ Faust bejubelt dan in
een aria de geboorte van het licht en de glorie van
de natuur, waarin de prozaïsche Mefistofeles enkel
onvolkomenheid en willekeur herkent. Het tweede
gedeelte van Fausts aria is daardoor nerveus en
rusteloos, alsof hij zich opnieuw bewust wordt van
de tegengestelde emoties waarmee hij de nacht
inging: ‘Ist’s Lieb? Ist’s Hass die glühend uns
umwinden?’
Blindheid
Als rechtgeaard kind van zijn tijd slaat Schumann de
‘klassische Walpurgisnacht’ geheel over – de
ROBERT EN CLARA
Romantiek had niet zo veel met de klassieke
SCHUMANN
oudheid. Hij springt meteen naar de finale, met Faust’s Erblindung,
Mitternacht. In die duistere passage maken vier ‘graue Weiber’ hun
opwachting, demonen genaamd Gebrek, Schuld, Zorgen en Nood
die samen geduldig wachten op hun broertje, de Dood. Er volgt
een beklemmend recitatief van Faust, die een angstig voorgevoel16 heeft. Opnieuw klinkt onversneden opera: Faust voert een vinnige
dialoog met Zorgen, tegenover wie hij de loop van zijn leven
rechtvaardigt. ‘Heb je dan nooit zorgen gekend?’, vraagt zij hem,
verontwaardigd dat Faust haar demonische macht heeft kunnen
ontlopen. Ze neemt meteen wraak en maakt hem blind. Maar zelfs
daardoor laat Faust zich niet van zijn stuk brengen. Triomfantelijk
klinkt het:
Das sich das grösste Werk vollende,
genügt ein Geist für tausend Hände.
Ook het leven van een held is eindig. Fausts Tod wordt ingeleid
door Mefistofeles, die zijn kwade geesten (Lemuren) aanvoert om
bij het schijnsel van een toorts een graf te delven. Er volgt een
laatste emotionele aria van Faust, met filosofische bespiegelingen
over zijn leven (‘Nur der verdient sich Freiheit wie das Leben, der
täglich die erobern muss’). Tegen het einde van deze overpeinzing
vertraagt het tempo en wordt de begeleiding ijl en doorzichtig.
Faust geeft zich over aan de voorzienigheid en verliest het bewust-
zijn. Tremolo’s en dissonanten begeleiden zijn overgang naar het
hiernamaals, waarbij ruwe klanken van koperblazers als claxons de
dood aankondigen. Wat volgt is een verstilde overpeinzing van
Mefistofeles (‘Die Uhr steht still...’), gevolgd door een afscheid
door het koor: ‘Steht still! Sie schweigt wie Mitter nacht. Der Zeiger
fällt. Es ist vollbracht!’
De finale
Fausts Verklärung, de finale, inspireerde Schumann bovenmatig en
werd het eerst gecomponeerd. Er zijn zeven meditatieve sub
secties met als kern ‘verlossing’ en overgave aan de goddelijke
voorzienigheid. Een Koor der Heiligen opent met ‘Waldung, sie
schwankt heran’, een pastorale hymne. In de tenorsolo ‘Ewiger
Wonnebrand, glühendes Liebesband’ en de bassolo ‘Wie Felsen
Abgrund mir zu Füssen’ komen kerkelijke figuren aan het woord die
plechtig maar ook wat dreigend Gods goedheid en liefde loven. Ze
worden onderbroken door een Koor van ‘selige Knaben’.
Hoogtepunt vormt het koor ‘Gerettet ist das edle Glied der
Geisterwelt vom Bösen’, als de onsterfelijke geest van Faust door
engelen naar hoger sferen wordt gedragen, waar hij welkom wordt
geheten als overwinnaar van het boze. Majestueuze jubelzangoverheerst, vooral wanneer de maagd Maria ten tonele verschijnt 17 (‘Die Himmelskönigin, ich seh’s am Glanze’), waarbij een harp een gebed begeleidt teneinde genade voor de ziel van Faust te ver krijgen. Met een koor van Büsserinnen wordt Faust de hemel binnengeleid. Plechtige klanken begeleiden hem, waarbij een kerkheilige een dankwoord richt tot de maagd Maria: ‘Jungfrau, Mutter, Königin, Göttin, bleibe gnädig!’ Hoogtepunt vormt het koor 'Gerettet ist das edle Glied der Geisterwelt vom Bösen', als de onsterfelijke geest van Faust door engelen naar hoger sferen wordt gedragen, waar hij welkom wordt geheten als over winnaar van het boze. Even blijft de muziek hangen op een dominant-akkoord, waarmee de weg wordt geëffend voor een overrompelend slot. Een Chorus mysticus brengt dan een filosofische boodschap: Alles Vergängliche Al wat tijdelijk is Ist nur ein Gleichnis Is slechts verwijzing. Das Unzulängliche, Wat ontoereikend is, Hier wird’s Ereignis; Wordt hier tot feit; Das Unbeschreibliche Wat niet in woorden is te vatten Hier ist’s getan; Wordt hier gerealiseerd; Das Ewig-Weibliche Het eeuwig vrouwelijke Zieht uns hinan. Laat ons nooit los. Jos van der Zanden
18 Robert Schumann: Szenen aus Goethes ‘Faust’
OUVERTÜRE Was soll das? Einen Strauß?
GRETCHEN
Erste Abteilung Nein! es soll nur ein Spiel.
FAUST
NR. 1 SZENE IM GARTEN Wie!
FAUST GRETCHEN
Du kanntest mich, o kleiner Engel, Geht, ihr lacht mich aus! (Sie rupft und
wieder, murmelt)
Gleich als ich in den Garten kam? FAUST
GRETCHEN Was murmelst du?
Saht ihr es nicht? Ich schlug die Augen GRETCHEN
nieder. Er liebt mich – liebt mich nicht.
FAUST Liebt mich – Nicht – Liebt mich – Nicht –
Und du verzeihst die Freiheit, die ich nahm, (Das letzte Blatt ausrupfend, mit holder
Was sich die Frechheit unterfangen, Freude)
Als du jüngst aus dem Dom gegangen? Er liebt mich!
GRETCHEN FAUST
Ich war bestürzt, mir war das nie Ja, mein Kind! lass dieses Blumenwort dir
gescheh’n, Götterausspruch sein!
Es konnte niemand von mir Übels sagen. Er liebt dich! Verstehst du, was das heißt:
Ach, dacht’ ich doch, hat er in deinem Er liebt dich, er liebt dich!
Betragen GRETCHEN
Was Freches, Unanständiges geseh’n? Mich überläuft’s!
Es schien ihn gleich nur anzuwandeln FAUST
Mit dieser Dirne grad’ hin zu handeln. O schaud’re nicht! lass diesen Blick,
Gesteh’ ich’s doch, ich wusste nicht was Lass diesen Händedruck dir sagen,
sich was unaussprechlich ist:
Zu eurem Vorteil hier zu regen gleich Sich hinzugeben ganz und eine Wonne zu
begonnte; fühlen,
Allein gewiss, ich war recht bös’ auf mich, Die ewig, ewig, ewig sein muss!
Dass ich auf euch nicht böser konnte. MEPHISTOPHELES
FAUST Es ist wohl Zeit zu scheiden!
Süß’ Liebchen! MARTHE
GRETCHEN Ja, es ist spät, mein Herr!
Lasst einmal! (Sie pflückt eine Sternblume FAUST
und zupft die Blätter ab, eins nach dem Darf ich euch nicht geleiten?
andern.) GRETCHEN
FAUST Die Mutter würde mich – lebt wohl!FAUST Die Sonne früh herauf, 19
Muss ich denn geh’n? Lebt wohl! Saß ich in allem Jammer
MARTHE In meinem Bett schon auf.
Ade! Hilf! Rette mich von Schmach und Tod!
GRETCHEN Ach neige, Du Schmerzenreiche,
Auf baldiges Wiederseh’n! Dein Antlitz gnädig meiner Not!
NR. 2 GRETCHEN VOR DEM BILD NR. 3 SZENE IM DOM
DER MATER DOLOROSA (Amt, Orgel und Gesang. Gretchen unter
(Zwinger. In der Mauerhöhle ein vielem Volke. Böser Geist hinter Gretchen)
Andachtsbild der Mater Dolorosa,
Blumenkrüge davor. Gretchen steckt BÖSER GEIST
frische Blumen in die Krüge.) Wie anders, Gretchen, war dir’s,
Als du noch voll Unschuld
GRETCHEN Hier zum Altar trat’st,
Ach neige, Du Schmerzenreiche, Aus dem vergriff’nen Büchelein
Dein Antlitz gnädig meiner Not! Gebete lalltest,
Das Schwert im Herzen, Halb Kinderspiele,
Mit tausend Schmerzen Halb Gott im Herzen!
Blickst auf zu deines Sohnes Tod. Gretchen! Wo steht dein Kopf?
Zum Vater blickst du, In deinem Herzen, welche Missetat?
Und Seufzer schickst du Bet’st du für deiner Mutter Seele,
Hinauf um sein’ und deine Not. Die durch dich zur langen,
Wer fühlet, Langen Pein hinüberschlief?
Wie wühlet Auf deiner Schwelle wessen Blut?
Der Schmerz mir im Gebein? – Und unter deinem Herzen
Was mein armes Herz hier banget, Regt sich’s nicht quillend schon,
Was es zittert, was verlanget, Und ängstigt dich und sich
Weißt nur du, nur du allein! Mit ahnungsvoller Gegenwart?
Wohin ich immer gehe GRETCHEN
Wie weh, wie weh, wie wehe Weh! Weh!
Wird mir im Busen hier! Wär’ ich der Gedanken los,
Ich bin, ach, kaum alleine, Die mir herüber und hinüber gehen
Ich wein’, ich wein’, ich weine, Wider mich!
Das Herz zerbricht in mir. CHOR
Die Scherben vor meinem Dies irae, dies illa,
Fenster Betaut’ ich mit Tränen, ach! Solvet saeclum in favilla,
Als ich am frühen Morgen BÖSER GEIST
Dir diese Blumen brach. Grimm fasst dich!
Schien hell in meine Kammer Die Posaune tönt!20 Die Gräber beben! Zweite Abteilung
Und dein Herz, aus Aschenruh
Zu Flammenqualen wieder NR. 4 ARIEL. SONNENAUFGANG
aufgeschaffen, (Anmutige Gegend. Faust auf blumigen
Bebt auf! Rasen gebettet, ermüdet, unruhig
GRETCHEN schlafsuchend. Dämmerung. Geisterkreis
Wär’ ich hier weg! schwebend, bewegt, anmutige kleine
Mir ist als ob die Orgel mir Gestalten.)
Den Atem versetzte, ARIEL
Gesang mein Herz Die ihr dies Haupt umschwebt im luft’gen
Im Tiefsten löste. Kreise,
CHOR Erzeigt euch hier nach edler Elfen Weise,
Judex ergo cum sedebit, Besänftiget des Herzens grimmen Strauß,
Quidquid latet adparebit, Entfernt des Vorwurfs glühend bittre
Nil inultum remanebit. Pfeile,
GRETCHEN Sein Inn’res reinigt von erlebtem Graus.
Mir wird so eng! Vier sind die Pausen nächtiger Weile,
Die Mauernpfeiler befangen mich! Nun ohne Säumen füllt sie freundlich aus.
Das Gewölbe drängt mich! – Luft! Erst senkt sein Haupt aufs kühle Polster
BÖSER GEIST nieder,
Verbirg dich! Sünd’ und Schande Dann badet ihn in Tau aus Lethes Flut;
Bleibt nicht verborgen, Gelenk sind bald die krampferstarrten
Luft? Licht? Weh dir! Glieder,
CHOR Wenn er gestärkt dem Tag entgegen
Quid sum miser tunc dicturus? ruht;
Quem patronum rogaturus? Vollbringt der Elfen schönste Pflicht,
BÖSER GEIST Gebt ihn zurück dem heiligen Licht.
Ihr Antlitz wenden CHOR
Verklärte von dir ab. Wenn sich lau die Lüfte füllen
Die Hände dir zu reichen, Um den grünumschränkten Plan,
Schauert’s den Reinen. Weh! Süße Düfte, Nebelhüllen
GRETCHEN Senkt die Dämmerung heran.
Nachbarin! Lispelt leise süßen Frieden,
Euer Fläschchen! – Wiegt das Herz in Kindesruh;
(Sie fällt in Ohnmacht) Und den Augen dieses Müden
CHOR Schließt des Tages Pforte zu.
Quem patronum rogaturus, Nacht ist schon hereingesunken,
Cum vix justus sit securus? Schließt sich heilig Stern an Stern,
Große Lichter, kleine Funken
Glitzern nah und glänzen fern;Glitzern hier im See sich spiegelnd, Und atmest neu erquickt zu meinen 21 Glänzen droben klarer Nacht, Füßen, Tiefsten Ruhens Glück besiegelnd Beginnest schon, mit Lust mich zu Herrscht des Mondes volle Pracht. umgeben, Schon verloschen sind die Stunden, Du regst und rührst ein kräftiges Hingeschwunden Schmerz und Glück; Beschließen, Fühl es vor! Du wirst gesunden; Zum höchsten Dasein immerfort zu Traue neuem Tagesblick. streben. Täler grünen, Hügel schwellen, – Hinaufgeschaut! – Der Berge Buschen sich zu Schattenruh; Gipfelriesen Und in schwanken Silberwellen Verkünden schon die feierlichste Stunde; Wogt die Saat der Ernte zu. Sie dürfen früh des ewigen Lichts Wunsch um Wünsche zu erlangen, genießen, Schaue nach dem Glanze dort! Das später sich zu uns hernieder wendet. Leise bist du nur umfangen, Jetzt zu der Alpe grüngesenkten Wiesen Schlaf ist Schale, wirf sie fort! Wird neuer Glanz und Deutlichkeit Säume nicht, dich zu erdreisten, gespendet, Wenn die Menge zaudernd schweift; Und stufenweis’ herab ist es gelungen; – Alles kann der Edle leisten, Sie tritt hervor! – und schon geblendet, Der versteht und rasch ergreift. Kehr’ ich mich weg, vom Augenschmerz ARIEL durchdrungen. Horchet! horcht dem Sturm der Horen! So ist es also, wenn ein sehnend Hoffen Tönend wird für Geistesohren Dem höchsten Wunsch sich traulich Schon der neue Tag geboren. zugerungen, Felsentore knarren rasselnd, Erfüllungspforten findet flügeloffen; Welch Getöse bringt das Licht! Nun aber bricht aus jenen ewigen Es trommetet, es posaunet, Gründen Auge blinzt und Ohr erstaunet, Ein Flammenübermaß, wir stehn Unerhörtes hört sich nicht. betroffen; Schlüpfet zu den Blumenkronen, Des Lebens Fackel wollten wir entzünden, Tiefer, tiefer, still zu wohnen, Ein Feuermeer umschlingt uns, welch ein In die Felsen, unters Laub; Feuer! Trifft es euch, so seid ihr taub. Ist’s Lieb’? ist’s Hass? die glühend uns FAUST umwinden, Des Lebens Pulse schlagen frisch Mit Schmerz und Freuden wechselnd lebendig, ungeheuer, Äther’sche Dämm’rung milde zu So dass wir wieder nach der Erde blicken, begrüßen; Zu bergen uns in jugendlichstem Schleier. Du, Erde, warst auch diese Nacht So bleibe denn die Sonne mir im Rücken! beständig Der Wassersturz, das Felsenriff
22 durchbrausend, ein;
Ihn schau’ ich an mit wachsendem Drin wohnet ein Reicher, wir mögen nicht‚
Entzücken. nein.
Von Sturz zu Sturzen wälzt er jetzt in SCHULD
tausend, Da werd’ ich zum Schatten.
Dann abertausend Strömen sich MANGEL
ergießend, Da wird’ ich zunicht.
Hoch in die Lüfte Schaum an Schäume NOT
sausend. Man wendet von mir das verwöhnte
Allein, wie herrlich, diesem Sturm Gesicht.
ersprießend, SORGE
Wölbt sich des bunten Bogens Ihr, Schwestern, ihr könnt nicht und dürft
Wechseldauer, nicht hinein. Die Sorge, sie schleicht sich
Bald rein gezeichnet, bald in Luft zerfl durchs Schlüsselloch ein.
ießend, (Sorge verschwindet)
Umher verbreitend duftig kühle Schauer. MANGEL
Der spiegelt ab das menschliche Ihr, graue Geschwister, entfernt euch von
Bestreben. hier!
Ihm sinne nach, und du begreifst SCHULD
genauer: Ganz nah an der Seite verbind’ ich mich
Am farbigen Abglanz loben wir das dir.
Leben. NOT
So bleibe denn die Sonne mir im Rücken! Ganz nah an der Ferse begleitet die Not.
Der Wassersturz, das Felsenriff ZU DREI
durchbrausend, Es ziehen die Wolken, es schwinden die
Ihn schau’ ich an mit wachsendem Sterne!
Entzücken. Dahinten, dahinten! von ferne, von ferne,
Da kommt er, der Bruder, da kommt er,
NR. 5 MITTERNACHT der Tod.
(Vier graue Weiber treten auf) FAUST
ERSTE (im Palast)
Ich heiße der Mangel. Vier sah ich kommen, drei nur gehn;
ZWEITE Den Sinn der Rede konnt’ ich nicht
Ich heiße die Schuld. verstehn.
DRITTE Es klang so nach, als hieß es: Not,
Ich heiße die Sorge. Ein düstres Reimwort folgte: Tod!
VIERTE Es tönte hohl, gespensterhaft gedämpft.
Ich heiße die Not. Noch hab ich mich ins Freie nicht
ZU DREI gekämpft.
Die Tür ist verschlossen, wir können nicht Könnt’ ich Magie von meinem Pfadentfernen, So geschmeichelt wie verflucht! – 23 Die Zaubersprüche ganz und gar Hast du die Sorge nie gekannt? verlernen FAUST Stünd’ ich, Natur, vor dir ein Mann allein, Ich bin nur durch die Welt gerannt! Da wär’s der Mühe wert, ein Mensch zu Ein jed’ Gelüst ergriff ich bei den Haaren, sein! Was nicht genügte, ließ ich fahren, Das war ich sonst, eh’ ich’s im Düstern Was mir entwischte, ließ ich ziehn. suchte, Ich habe nur begehrt und nur vollbracht Mit Frevelwort mich und die Welt Und abermals gewünscht und so mit verfluchte. Macht Nun ist die Luft von solchem Spuk so voll, Mein Leben durchgestürmt: erst groß Dass niemand weiß, wie er ihn meiden und mächtig, soll. Nun aber geht es weise, geht bedächtig. Von Aberglauben früh und spät umgarnt: SORGE Es eignet sich, es zeigt sich an, es warnt! Wen ich einmal mir besitze, Und so verschüchtert, stehen wir allein. – Dem ist alle Welt nichts nütze: Die Pforte knarrt, und niemand kommt Ewiges Düstre steigt herunter, herein. Sonne geht nicht auf noch unter, (erschüttert) Ist jemand hier? Bei vollkommnen äußern Sinnen SORGE Wohnen Finsternisse drinnen, Die Frage fordert Ja! Und er weiß von allen Schätzen FAUST Sich nicht in Besitz zu setzen. Und du, wer bist denn du? Glück und Unglück wird zur Grille, SORGE Er verhungert in der Fülle, Bin einmal da. Sei es Wonne, sei es Plage, FAUST Schiebt er’s zu dem andern Tage, Entferne dich! Ist der Zukunft nur gewärtig, SORGE Und so wird er niemals fertig. Ich bin am rechten Ort. FAUST FAUST Unselige Gespenster! so behandelt ihr Nimm dich in acht und sprich kein Das menschliche Geschlecht zu tausend Zauberwort! Malen; SORGE Gleichgültige Tage selbst verwandelt ihr Würde mich kein Ohr vernehmen, In garstigen Wirrwarr netzumstrickter Müsst’ es doch im Herzen dröhnen; Qualen. In verwandelter Gestalt Dämonen, weiß ich, wird man schwerlich Üb’ ich grimmige Gewalt: los, Auf den Pfaden, auf der Welle, Das geistig-strenge Band ist nicht zu Ewig ängstlicher Geselle, trennen; Stets gefunden, nie gesucht, Doch deine Macht, o Sorge, schleichend-
24 groß, Die Kette lang zum Messen;
Ich werde sie nicht anerkennen! Warum an uns der Ruf geschah,
SORGE Das haben wir vergessen.
Erfahre sie, wie ich geschwind MEPHISTOPHELES
Mich mit Verwünschung von dir wende! Hier gilt kein künstlerisch’ Bemühn;
Die Menschen sind im ganzen Leben Verfahret nur nach eignen Maßen!
blind: Der Längste lege längelang sich hin,
Nun, Fauste, werde du’s am Ende! Ihr andern lüftet ringsumher den Rasen;
(Sie haucht ihn an.) Wie man’s für unsre Väter tat,
FAUST (erblindet) Vertieft ein längliches Quadrat!
Die Nacht scheint tiefer tief Aus dem Palast ins enge Haus,
hereinzudringen, So dumm läuft es am Ende doch hinaus.
Allein im Innern leuchtet helles Licht: LEMUREN (Mit neckischen Gebärden
Was ich gedacht, ich eil’ es zu vollbringen; grabend)
Des Herren Wort, es gibt allein Gewicht. Wie jung ich war und lebt’ und liebt’,
Vom Lager auf, ihr Knechte! Mann für Mich deucht, das war wohl süße;
Mann! Wo’s fröhlich klang und lustig ging,
Lasst glücklich schauen, was ich kühn Da rührten sich meine Füße.
ersann! Nun hat das tückische Alter mich
Ergreift das Werkzeug! Schaufel rührt Mit seiner Krücke getroffen;
und Spaten! Ich stolpert’ über Grabes Tür,
Das Abgesteckte muss sogleich geraten. Warum stand sie just offen!
Auf strenges Ordnen, raschen Fleiß FAUST (Aus dem Palast heraustretend)
Erfolgt der allerschönste Preis; Wie das Geklirr der Spaten mich ergötzt!
Dass sich das größte Werk vollende Es ist die Menge, die mir frönet,
Genügt ein Geist für tausend Hände. Die Erde mit sich selbst versöhnet,
Den Wellen ihre Grenze setzt,
NR. 6 FAUSTS TOD Das Meer mit strengem Band umzieht.
(Großer Vorhof des Palasts. Fackeln.) MEPHISTOPHELES (beiseite)
MEPHISTOPHELES (Als Aufseher voran) Du bist doch nur für uns bemüht
Herbei, herbei! Herein, herein! Mit deinen Dämmen, deinen Buhnen;
Ihr schlotternden Lemuren, Denn du bereitest schon Neptunen,
Aus Bändern, Sehnen und Gebein Dem Wasserteufel, großen Schmaus.
Geflickte Halbnaturen. In jeder Art seid ihr verloren; –
LEMUREN Die Elemente sind mit uns verschworen,
Wir treten dir sogleich zur Hand, Und auf Vernichtung läuft’s hinaus.
Und wie wir halb vernommen, FAUST
Es gilt wohl gar ein weites Land, Aufseher!
Das sollen wir bekommen. MEPHISTOPHELES
Gespitzte Pfähle, die sind da, Hier!FAUST Auf freiem Grund mit freiem Volke stehn. 25 Wie es auch möglich sei, Zum Augenblicke dürft’ ich sagen: Arbeiter schaffe Meng‘ auf Menge, Verweile doch, du bist so schön! Ermuntere durch Genuss und Strenge, Es kann die Spur von meinen Erdetagen Bezahle, locke, presse bei! Nicht in Äonen untergehn. – Mit jedem Tage will ich Nachricht haben, Im Vorgefühl von solchem hohen Glück Wie sich verlängt der unternommene Genieß’ ich jetzt den höchsten Graben. Augenblick. MEPHISTOPHELES (halblaut) (Faust sinkt zurück, die Lemuren fassen ihn Man spricht, wie man mir Nachricht gab, auf und legen ihn auf den Boden) Von keinem Graben, doch vom Grab. MEPHISTOPHELES FAUST Ihn sättigt keine Lust, ihm g’nügt kein Glück, Ein Sumpf zieht am Gebirge hin, So buhlt er fort nach wechselnden Verpestet alles schon Errungene; Gestalten; Den faulen Pfuhl auch abzuziehn, Den letzten, schlechten, leeren Das Letzte wär’ das Höchsterrungene. Augenblick, Eröffn’ ich Räume vielen Millionen, Der Arme wünscht ihn festzuhalten. Nicht sicher zwar, doch tätig-frei zu Der mir so kräftig widerstand, wohnen. Die Zeit wird Herr, der Greis hier liegt im Grün das Gefilde, fruchtbar; Mensch und Sand. Herde Die Uhr steht still – Behaglich auf der neusten Erde, CHOR Gleich angesiedelt an des Hügels Kraft, Steht still! Sie schweigt wie Mitternacht. Den aufgewälzt kühn-emsige Der Zeiger fällt. Völkerschaft. MEPHISTOPHELES Im Innern hier ein paradiesisch Land, Er fällt, es ist vollbracht. Da rase draußen Flut bis auf zum Rand, CHOR Und wie sie nascht, gewaltsam Es ist vollbracht. einzuschießen, Gemeindrang eilt, die Lücke zu Dritte Abteilung verschließen. Ja! diesem Sinne bin ich ganz ergeben, NR. 4 FAUSTS VERKLÄRUNG Das ist der Weisheit letzter Schluss: NR. 1 Nur der verdient sich Freiheit wie das (Bergschluchten, Wald, Fels, Einöde, Leben, Heilige Anachoreten, gebirgauf verteilt Der täglich sie erobern muss. gelagert zwischen Klüften) Und so verbringt, umrungen von Gefahr, CHOR Hier Kindheit, Mann und Greis sein Waldung, sie schwankt heran, tüchtig Jahr. Felsen, sie lasten dran, Wurzeln, sie Solch ein Gewimmel möcht’ ich sehn, klammern an,
26 Stamm dicht an Stamm hinan. Mein Inn’res mög’ es auch entzünden,
Woge nach Woge spritzt, Wo sich der Geist, verworren, kalt,
Höhle, die tiefste, schützt. Verquält in stumpfer Sinne Schranken,
Löwen, sie schleichen stumm- Scharf angeschloss’nem Kettenschmerz.
Freundlich um uns herum, O Gott! Beschwichtige die Gedanken,
Ehren geweihten Ort, Erleuchte mein bedürftig Herz!
Heiligen Liebeshort. PATER SERAPHICUS (mittlere Region)
NR. 2 PATER ECSTATICUS (auf und Welch ein Morgenwölkchen schwebet
abschwebend) Durch der Tannen schwankend Haar!
Ewiger Wonnebrand, Ahn’ ich, was im Innern lebet?
Glühendes Liebesband, Es ist junge Geisterschar.
Siedender Schmerz der Brust, CHOR SELIGER KNABEN
Schäumende Gotteslust. Sag uns, Vater, wo wir wallen,
Pfeile, durchdringet mich, Sag uns, Guter, wer wir sind?
Lanzen, bezwinget mich, Glücklich sind wir: Allen, Allen
Keulen, zerschmettert mich, Ist das Dasein so gelind.
Blitze, durchwettert mich! PATER SERAPHICUS
Dass ja das Nichtige Knaben! Mitternachtsgebor’ne,
Alles verflüchtige, Halb erschlossen Geist und Sinn,
Glänze der Dauerstern, Für die Eltern gleich Verlor’ne,
Ewiger Liebe Kern. Für die Engel zum Gewinn.
NR. 3 PATER PROFUNDUS (tiefe Region) Dass ein Liebender zugegen,
Wie Felsenabgrund mir zu Füßen Fühlt ihr wohl, so naht euch nur;
Auf tiefem Abgrund lastend ruht, Doch von schroffen Erdewegen,
Wie tausend Bäche strahlend fließen Glückliche! habt ihr keine Spur.
Zum grausen Sturz des Schaums der Flut, Steigt herab in meiner Augen
Wie strack mit eignem kräftigen Triebe Welt- und erdgemäß Organ,
Der Stamm sich in die Lüfte trägt – Könnt sie als die euren brauchen,
So ist es die allmächt’ge Liebe, Schaut euch diese Gegend an!
Die alles bildet, alles hegt. Das sind Bäume, das sind Felsen,
Ist um mich her ein wildes Brausen, Wasserstrom, der abgestürzt
Als wogte Wald und Felsengrund, Und mit ungeheurem Wälzen
Und doch stürzt, liebevoll im Sausen, Sich den steilen Weg verkürzt.
Die Wasserfülle sich zum Schlund, SELIGE KNABEN
Berufen, gleich das Tal zu wässern; Das ist mächtig anzuschauen,
Der Blitz, der flammend niederschlug, Doch zu düster ist der Ort,
Die Atmosphäre zu verbessern, Schüttelt uns mit Schreck und Grauen.
Die Gift und Dunst im Busen trug – Edler, Guter, lass uns fort!
Sind Liebesboten, sie verkünden, PATER SERAPHICUS
Was ewig schaffend uns umwallt. Steigt hinan zu höherm Kreise,Wachset immer unvermerkt, DIE VOLLENDETEREN ENGEL 27 Wie, nach ewig reiner Weise, Uns bleibt ein Erdenrest Gottes Gegenwart verstärkt. Zu tragen peinlich; Denn das ist der Geister Nahrung, Und wär’ er von Asbest, Die im freisten Äther waltet: Er ist nicht reinlich. Ewigen Liebens Offenbarung, Wenn starke Geisteskraft Die zur Seligkeit entfaltet. Die Elemente CHOR SELIGER KNABEN An sich herangerafft, Hände verschlinget Kein Engel trennte Freudig zum Ringverein, Geeinte Zwienatur Regt euch und singet Der innigen beiden, Heil’ge Gefühle drein! Die ewige Liebe nur Göttlich belehret, Vermag’s zu scheiden. Dürft ihr vertrauen; DIE JÜNGEREN ENGEL Den ihr verehret, Nebelnd um Felsenhöh’ Werdet ihr schauen. Spür’ ich soeben, NR. 4 ENGEL Regend sich in der Näh’, (schwebend in der höheren Atmosphäre, Ein Geisterleben. Faustens Unsterbliches tragend) Die Wölkchen werden klar, Gerettet ist das edle Glied Ich seh’ bewegte Schar Der Geisterwelt vom Bösen: Seliger Knaben, Wer immer strebend sich bemüht, Los von der Erde Druck, Den können wir erlösen. Im Kreis gesellt, Und hat an ihm die Liebe gar Die sich erlaben Von oben teilgenommen, Am neuen Lenz und Schmuck Begegnet ihm die sel’ge Schar Der obern Welt. Mit herzlichem Willkommen. Sei er zum Anbeginn, DIE JÜNGEREN ENGEL Steigendem Vollgewinn Jene Rosen aus den Händen Diesen gesellt! Liebend-heiliger Büßerinnen DIE SELIGEN KNABEN Halfen uns den Sieg gewinnen, Freudig empfangen wir Uns das hohe Werk vollenden, Diesen im Puppenstand; Diesen Seelenschatz erbeuten. Also erlangen wir Böse wichen, als wir streuten, Englisches Unterpfand. Teufel flohen, als wir trafen. Löset die Flocken los, Statt gewohnter Höllenstrafen Die ihn umgeben! Fühlten Liebesqual die Geister; Schon ist er schön und groß Selbst der alte Satansmeister Von heiligem Leben. War von spitzer Pein durchdrungen. ENGEL Jauchzet auf! Es ist gelungen. Gerettet ist das edle Glied
28 Der Geisterwelt vom Bösen: Traulich zu dir kommen.
Wer immer strebend sich bemüht, DOCTOR MARIANUS UND BASS
Den können wir erlösen. In die Schwachheit hingerafft,
NR. 5 DOCTOR MARIANUS Sind sie schwer zu retten;
(in der höchsten, reinlichsten Zelle) Wer zerreißt aus eigner Kraft
Hier ist die Aussicht frei, Der Gelüste Ketten?
Der Geist erhoben. Wie entgleitet schnell der Fuß
Dort ziehen Frau’n vorbei, Schiefem, glattem Boden?
Schwebend nach oben. Wen betört nicht Blick und Gruß,
Die Herrliche mittenin Schmeichelhafter Odem?
Im Sternenkranze, (Mater Gloriosa schwebt einher)
Die Himmelskönigin, CHOR DER BÜSSERINNEN
Ich seh’s am Glanze. Du schwebst zu Höhen
Höchste Herrscherin der Welt! Der ewigen Reiche;
Lasse mich im blauen, Vernimm das Flehen,
Ausgespannten Himmelszelt Du Gnadenreiche!
Dein Geheimnis schauen. Du Ohnegleiche!
Billige, was des Mannes Brust MAGNA PECCATRIX
Ernst und zart beweget (St. Lucae VII, 36)
Und mit heiliger Liebeslust Bei der Liebe, die den Füßen
Dir entgegen träget. Deines gottverklärten Sohnes
Unbezwinglich unser Mut, Tränen ließ zum Balsam fließen
Wenn du hehr gebietest; Trotz des Pharisäerhohnes;
Plötzlich mildert sich die Glut, Beim Gefäße, das so reichlich
Wie du uns befriedest. Tropfte Wohlgeruch hernieder;
Jungfrau rein im schönsten Sinn, Bei den Locken, die so weichlich
Mutter, Ehren würdig, Trockneten die heil’gen Glieder –
Uns erwählte Königin, MULIER SAMARITANA (St. Joh. IV)
Göttern ebenbürtig. Bei dem Bronn, zu dem schon weiland
Um sie verschlingen Abram ließ die Herde führen;
Sich leichte Wölkchen, Bei dem Eimer, der dem Heiland
Sind Büßerinnen, Kühl die Lippe durft’ berühren;
Ein zartes Völkchen, Bei der reinen, reichen Quelle,
Um ihre Knie Die nun dorther sich ergießet,
Den Äther schlürfend, Überflüssig, ewig helle
Gnade bedürfend. Rings durch alle Welten fließet –
NR. 6 DOCTOR MARIANUS UND CHOR MARIA AEGYPTIACA (Acta Sanctorum)
Dir, der Unberührbaren, Bei dem hoch geweihten Orte,
Ist es nicht benommen, Wo den Herrn man niederließ;
Dass die leicht Verführbaren Bei dem Arm, der von der PforteWarnend mich zurücke stieß; Von Lebechören; 29 Bei der vierzigjährigen Buße, Doch dieser hat gelernt, Der ich treu in Wüsten blieb; Er wird uns lehren. Bei dem seligen Scheidegruße, GRETCHEN Den im Sand ich niederschrieb – Dein Antlitz meinem Glück! ZU DREI Der früh Geliebte, Die du großen Sünderinnen Nicht mehr Getrübte, Deine Nähe nicht verweigerst Er kommt zurück. Und ein büßendes Gewinnen Vom edlen Geisterchor umgeben, In die Ewigkeiten steigerst, Wird sich der Neue kaum gewahr, Gönn’ auch dieser guten Seele, Er ahnet kaum das frische Leben, Die sich einmal nur vergessen, So gleicht er schon der heiligen Schar. Die nicht ahnte, dass sie fehlte, Sieh! Wie er jedem Erdenbande Dein Verzeihen angemessen! Der alten Hülle sich entrafft Chor der Büßerinnen Und aus ätherischem Gewande Vernimm unser Fleh’n. Hervortritt erste Jugendkraft! UNA POENITENTIUM Vergönne mir, ihn zu belehren, (sonst Gretchen genannt. Sich Noch blendet ihn der neue Tag. anschmiegend) MATER GLORIOSA Neige, neige, Komm! Hebe dich zu höhern Sphären! Du Ohnegleiche, Wenn er dich ahnet, folgt er nach. Du Strahlenreiche, DOCTOR MARIANUS Dein Antlitz gnädig meinem Glück! (auf dem Angesicht anbetend) Der früh Geliebte, Blicket auf zum Retterblick, Nicht mehr Getrübte, Alle reuig Zarten, Er kommt zurück. Euch zu seligem Geschick SELIGE KNABEN Dankend umzuarten. (in Kreisbewegung sich nähernd) Werde jeder bess’re Sinn Neige, neige, Dir zum Dienst erbötig; Du Ohnegleiche, Jungfrau, Mutter, Königin, Du Strahlenreiche, Göttin, bleibe gnädig! Dein Antlitz gnädig meinem Glück! NR. 7 CHORUS MYSTICUS Der früh Geliebte, Alles Vergängliche Nicht mehr Getrübte, Ist nur ein Gleichnis; Er kommt zurück. Das Unzulängliche, Er überwächst uns schon Hier wird’s Ereignis; An mächtigen Gliedern, Das Unbeschreibliche, Wird treuer Pflege Hier ist es getan; Lohn Reichlich erwidern. Das Ewig-Weibliche Wir wurden früh entfernt Zieht uns hinan.
Sie können auch lesen
